<% Session.LCID = 2057 toevoegbaar = "ja" foutstring="" Naam = "" Email = "" %>
 

 

 
Ethymologie:
De naam Verius is een samenvoeging van de Latijnse woorden �verus� ( juist en billijk, redelijk, waar, oprecht) en �ius� (recht, rechtsnormen, rechtspositie, juiste uitspraak).

verus, a, um
1. waar(achtig), werkelijk, echt [heredes; amicus; oracula; timor gegrond; gloria; verbum];
2. waarheidslievend, oprecht, eerlijk, ongeveinsd [iudex; testis; Apollinis os de waarheid verkondigend; vultus; animus; affectus gevoel];
3. juist (en billijk), redelijk [lex; causa de juiste = de goede en rechtvaardige zaak];
/ adv. vere (comp. verius; superl. verissime) (a) naar waarheid [loqui; memoriae prodere]; (b) in werkelijkheid, werkelijk; » vir vere Romanus; animus vere popularis; (c) eerlijk, serieus [agere; pugnare]; (d) verstandig [vivere].

ius¹, iuris n
1. recht (als het geheel v. wetten en verordeningen), statuten; » principia iuris; ius ac fas colere menselijk en goddelijk recht; contra ius fasque tegen recht en plicht; ius bonumque recht en gerechtigheid; iura dare, condere, statuere wetten geven, een constitutie opstellen; ius et leges; iuris scientia; iuris, iure consultus, peritus rechtskundig;
2. rechtsopvattingen, rechtsnormen, recht [gentium volkenrecht; civile burgerrecht of privaatrecht; publicum staatsrecht; hominum, humanum natuurrecht]; » iura violare;
3. recht (als iets dat voor een rechterlijke uitspraak in aanmerking komt), rechtspraak; » summum ius (het strengste en hoogste recht) summa iniuria; summo iure agere cum alqo iem. volgens het strengste recht behandelen; ius dicere, reddere rechtspreken; ius petere een rechterlijke uitspraak vragen; iura dare, de iure respondere, iura promere een rechterlijke uitspraak doen; ex iure strikt volgens het recht, volgens de wet; contra ius;
4. (meton.) gerecht, rechtbank, gerechtshof; » in ius (ad)ire; in ius duci; in ius vocare, trahere alqm iem. voor de rechtbank dagen, aanklagen; in iure ac praetorum tribunalibus haerere;
5. rechtsformules v. juristen, verzameling wetten [Flavianum];
6. juridische bevoegdheid, (persoonlijk) recht, aanspraak op; » ius suum tenere, obtinere, retinere, persequi, armis exsequi doen gelden; iura communia gelijke rechten; iure met recht, rechtmatig; meo, tuo, suo enz. iure met het volste recht = iure meritoque, optimo, iusto iure; de iure suo cedere, suo iure decedere; ius suum recuperare; eodem, meliore iure esse; ius stat ab alqo iem. heeft het recht aan zijn kant; (op: gen.) ius testandi; ius materiae caedendae; ius aquam ducendi om een waterleiding aan te leggen; - ius est (m. ut; inf.) men heeft het recht, het is geoorloofd: ius est belli (het is inherent aan het oorlogsrecht) ut victis victores imperitent;
7. voorrecht, privilege [populi; mulierum];
8. gezag, macht; » sui iuris esse zijn eigen baas zijn, zelfstandig, onafhankelijk zijn; iuris alcis esse onder het gezag staan, afhankelijk zijn van iem.; alqm proprii iuris facere iem. onafhankelijk maken; alqm sui iuris facere iem. tot zijn onderdaan maken, afhankelijk van zichzelf maken; (over: gen.; in m. acc.; preklass. ook ad); ius libertorum, in aequora, ad mulieres; homines recipere in ius dicionemque; sub ius iudiciumque regis venire; in paucorum ius concedere terechtkomen in;
9. rechtspositie [praetoris; coloniae; Latinum];
10. rechtmatige, juiste uitspraak [peieratum meineed].



   
Site by Atomic Studios